Ontwijkingsgedrag


 Wow, een blog… van PetitPlus… echt? Ja, echt. Ik weet het. Jullie hebben lang op een nieuwe blog moeten wachten. En weet je waarom? Omdat ik het stiekem doodeng vind om blogs te schrijven. Ik vind dat ik er niet zo goed in ben. En dan vertoon ik dus ontwijkingsgedrag. En dat ontwijkingsgedrag is nou juist een onderwerp dat bij mijn cliënten vaak ter sprake komt. Kinderen die gewend zijn om dingen goed te kunnen en het niet gewend zijn om af en toe te falen, vinden het nogal eens spannend om iets te gaan doen wat ze “misschien wel eens niet zo heel erg goed” zouden kunnen. En dan is er niets makkelijker dan het gewoonweg niet te doen. En zo ervaren zij dus niet dat de wereld niet blijkt te vergaan als iets niet zo goed lukt. Een belangrijke levensles, waarvan je hoopt dat kinderen die regelmatig even opnieuw op hun bordje krijgen, maar dan moeten ze die les wel durven opzoeken.

Nu heb ik zelf ook een kind dat alles wat moeilijk is op de meest creatieve wijzen ontloopt en ik wil mijn kind graag leren om toch de uitdagingen aan te gaan. Hoe kan ik hem dat nou beter leren dan door het voor te leven en zelf de uitdagingen aan te gaan? Nou, bij dezen dus. Ik schrijf een blog, 
out-of-my-comfort-zone. En laat ik ontwijkingsgedrag dan ook maar als onderwerp nemen. Wat gebeurt er nou bij een  kind dat dit gedrag vertoont, en hoe ga je hier het best mee om?

Als kinderen geboren worden hebben ze van nature een fantastische portie zelfvertrouwen. Baby’s  maken zich nog niet druk om wat de omgeving van hen vindt. Toch wordt dit zelfvertrouwen al in de wieg beïnvloed, bijvoorbeeld door hoe de omgeving  reageert als een kind huilt. Dit beïnvloedt de hechting en dat heeft weer invloed op het zelfvertrouwen en gevoel van veiligheid dat nodig is om spannende situaties aan te gaan. Dit geldt voor alle kinderen, niet specifiek voor kinderen met een voorsprong, dus daar ga ik nu niet al te diep op in. We maken een sprongetje van een klein jaar: Als baby’s gaan leren lopen vallen ze honderden keren voordat het uiteindelijk lukt. Een baby zal daarbij niet denken “ohjee, ik probeer het maar niet weer want het ziet er niet uit als ik elke keer omval”, ze blijven gewoon proberen. Het zijn vaak reacties uit de omgeving die, bij vorderend zelfbewustzijn van de dreumes of peuter, in het brein van het kind prenten dat het niet goed is als je faalt. Dit heeft alles te maken met onze prestatiecultuur, waarin we elkaar complimenteren voor successen, en pogingen die tot minder succes leiden ook een stuk minder complimenteren of zelfs een negatieve lading geven. Een kind leert dus al jong dat het resultaat er toe doet, en niet het proces, hoe goed het zijn best doet lijkt hierdoor minder relevant.

Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong zijn soms al erg jong gevoelig voor deze mening van de buitenwereld, hun zelfbewustzijn en ik-beeld ontwikkelt vaak al eerder dan bij andere kinderen. Zo zijn er kinderen die bij het leren lopen, soms al vóór hun eerste verjaardag, geen trial en error meer toepassen, maar pas gaan lopen zodra ze het in één keer kunnen. Het zaadje voor faalangst is blijkbaar al gelegd. Want uiteindelijk is het faalangst wat ten grondslag ligt aan ontwijkingsgedrag.

Gelukkig is de drive om te leren lopen bij nagenoeg alle kinderen dusdanig groot dat ze die uitdaging niet uit de weg zullen gaan. Ook het leren praten heeft zoveel voordelen, dat kinderen ook dat doorgaans niet uit de weg gaan. Wel zie je ook bij het praten dat peuters met een ontwikkelingsvoorsprong regelmatig pas gaan praten als ze al volzinnen kunnen maken. Hetzelfde zie ik gebeuren met fietsen, en lezen. Kinderen oefenen stiekem, vaak zelfs alleen maar in hun hoofd, tot ze er van overtuigd zijn dat ze het goed genoeg kunnen om het aan de buitenwereld te laten zien. En jahoor, inééns kan het kind fietsen, of lezen, of….  En als ouder ben je dan reuze trots. Op het resultaat dus, op het succes. Maar het proces van het leren is onzichtbaar gebleven. Het kind krijgt applaus, gelach, knuffels, als reactie op het resultaat. Maar complimenten op het oefenen en het doorzetten en aanmoedigingen na een gefaalde poging, dat heeft kind niet gekregen.

Met een rugzakje vol met ervaringen zoals hierboven beschreven gaan ze naar de kinderopvang, de peuterspeelzaal, of wat later naar school. Daar zullen kinderen met een voorsprong een groot deel van de aangeboden activiteiten zonder al te veel moeite goed kunnen uitvoeren (ze kunnen het misschien al wel een paar jaar). Ze raken er aan gewend dat ze dingen goed kunnen zonder zich al te veel in te spannen en dat wordt voor hen de norm. Vaak speelt ook mee dat kinderen al jong weten dat ze slim zijn. Ze merken dat zelf, ze voelen zich anders of merken dat ze al meer kunnen dan de kinderen in hun groep. Maar ook wordt het door ons volwassenen aan ze meegegeven. En dat is bijna niet te voorkomen. Je wil ze voldoende uitdaging geven, en dus krijgen ze andere werkjes, misschien een plusgroepje, of ze slaan een klas over. Dat ontgaat het kind natuurlijk niet. Maar die wetenschap slim te zijn, legt ook een druk bij het kind. Het kind gaat van zichzelf verwachten dingen beter te kunnen dan anderen, want anders ben je toch niet zo slim? Het kind denkt misschien ook dat er door anderen van hem verwacht wordt dat hij alles altijd goed doet (en helaas zijn er nog teveel mensen die denken dat een hoogbegaafd kind alles altijd wel goed zal doen).

Nu maken we even de optelsom:

–          Een kind heeft al jong geleerd dat het belangrijk is dat je iets goed doet, want daarmee krijg je positieve aandacht.

–          Een kind heeft geleerd dat het knap is als je iets in één keer kan, zonder te oefenen, want daarvoor kreeg hij zelfs applaus!

–          Een kind heeft de ervaring vrijwel alles wat hem wordt aangeboden goed te kunnen, en weinig ervaring met falen.

–          Een kind weet dat het slim is en legt de lat voor zichzelf hoog.  

–          Een kind weet dat het slim is en denkt dat anderen van hem verwachten dat hij presteert.

Vol goede bedoelingen krijgt het kind nu op school verrijkingswerk aangeboden. Het kind mag als de andere kinderen spelen in de hoeken, of een regulier werkje hebben, met de speciale werkjes aan de slag. De juf is druk met de andere kinderen, wat niet verwonderlijk is. Heb je wel eens een kijkje genomen op een peuterspeelzaal of in een kleuterklas? Er is altijd wel een kind dat zich nog niet zo goed aan de regels kan houden, een die in zijn broek plast, een ander die zich graag iets te fysiek uit, waardoor het volgende kind weer getroost moet worden en in elke klas ook wel een kind voor wie alles een beetje te moeilijk is en die hulp nodig heeft. Laten we de kinderen die vanwege het passend onderwijs tegenwoordig in een reguliere klas zitten nog maar even buiten beschouwing laten. Ik heb groot respect voor de leidsters en leerkrachten die voor deze groepen jonge kinderen staan. 
Dat slimme kind zit daarom vaak in z’n eentje (als uitzondering, ook niet per sé bevorderlijk voor je zelfvertrouwen), met zijn verrijkingsopdrachten en zijn inmiddels behoorlijk opgelopen faalangst. En dan moet hij iets gaan doen wat hij nog nooit heeft gedaan en wat waarschijnlijk niet in één keer zal lukken. Doodeng. Als een kind hier niet in begeleid wordt zal het deze uitdaging niet zomaar aangaan. Misschien moet hij wel 10 keer naar de wc, hangt hij ondersteboven op zijn stoel, krast maar wat op het papier of gaat zomaar lukraak wat bouwen met de materialen. En als juf dan langs komt krijgt juf te horen dat het werkje stom is, of saai, of te moeilijk, of… te makkelijk (alles om er maar onderuit te komen). Resultaat hiervan is vaak dat juf aangeeft dat het kind toch helemaal niet zo slim is, het kan de verrijking helemaal niet maken. Of het kind is niet gemotiveerd genoeg, hij moet eerst maar een eens aan zijn werkhouding werken.

Als  een kind ontwijkingsgedrag vertoont is dat een teken dat het kind begeleiding nodig heeft en lang niet altijd dat een kind het niet kan, of niet wil! Er moet veiligheid gecreëerd worden voor het kind, waardoor het durft te proberen, durft te falen. Dat kan een kind niet alleen.

Maar, voor die leidster of kleuterjuf is het dus bijna onmogelijk om één op één met een kind aan de slag te gaan in de klas. Er zijn  uitzonderingen, leerkrachten die dit kunnen, dat zijn de natuurtalenten. Ben je een leerkracht en lees je dit? Voel je dan alsjeblieft niet schuldig als het jou niet lukt in je eentje. Hiervoor zijn vaak extra mensen nodig, een klassen-assistent, een RT-er, een plusklas-juf, die de tijd en aandacht heeft om kinderen de veiligheid te bieden die nodig is om te durven falen. Die veiligheid begint met de lat voor het kind lager te leggen. Geef duidelijk aan dat je niet van het kind verwacht dat hij het allemaal goed zal doen, maar dat je graag wil zien dat hij het probeert, of het dan uiteindelijk lukt maakt niet eens zoveel uit. De leerdoelen bij verrijkingswerk zijn anders dan bij de basisstof en zijn voornamelijk gericht op leervaardigheden. Met het verrijkingswerk wil je dat het kind leert om probleemoplossend te denken, creatief te denken, leert plannen, doelgericht leert werken, analyseren, verbanden leggen, logisch redeneren en allereerst; durft te gaan proberen. Al die leervaardigheden, waar een (potentieel) hoogbegaafd kind in de basis veel aanleg voor heeft, maar die hij met reguliere stof die onder zijn niveau is niet hoeft in te zetten en dus niet leert ontwikkelen. Beoordeel het kind op de inzet van deze vaardigheden, op het proberen en op het doorzetten. En focus minder op het eindresultaat, want dat doet er bij verrijking minder  toe.

Juist omdat het op school niet altijd makkelijk is om kinderen hierbij optimale begeleiding te geven is het belangrijk dat ouders hier thuis ook mee aan de slag gaan. Complimenteer thuis je kind ook op het proberen, op het doorzetten, op toch nog een keer de uitdaging aangaan als iets niet goed lukte. En probeer je enthousiasme minder afhankelijk te laten zijn van het eindresultaat.

Begin eens net als ik nu, door voor te leven. Laat je kinderen zien dat je je angsten overwint, dat je iets doet waar je (nog!) niet zo goed in bent. Maak eens zo’n prachtige geboetseerde taart, terwijl jij met kleien geen fatsoenlijk vormpje uit je handen krijgt. Bel eens naar dat Engelstalige bedrijf waar je eigenlijk al een tijdje achteraan moest, maar je het ontwijkt omdat je het eng vindt om Engels te praten aan de telefoon. Ga een instrument bespelen en laat je kind ervaren hoeveel jij moet oefenen voordat er een fatsoenlijke noot te horen is.

Waarom benadruk ik dit voorleven? Ik spreek nogal veel ouders, van kinderen met faalangst, en ontwijkingsgedrag. Weet je wat me opvalt aan die ouders? Dat kan je zelf wel invullen, hè. De kinderen hebben het vaak niet van een vreemde, en dat is een stukje nature (aanleg), maar ook een heel stuk nurture (opvoeding/beïnvloed door leefomgeving). Dat is geen verwijt, maar neem het mee als inzicht. Je hebt als ouder enorm veel invloed op hoe je kinderen zich ontwikkelen. Wees je daarvan bewust en leef daarnaar.

Er speelt natuurlijk nog veel meer mee bij het ontwikkelen van faalangst en ontwijkingsgedrag en ook bij het voorkomen daarvan. Ik heb in deze blog al een aantal keren inzichten uit de  Mindset-theorie van Carol Dweck aangestipt. Wie weet ervaar ik straks ook wel dat de wereld na deze blog gewoon is blijven doordraaien, en durf ik daar misschien wel een volgende blog aan te wijden.

Related Post